Hoi! Wat leuk dat je een kijkje neemt bij dit stuk over materie (materie is een stof waaruit alles bestaat, een soort bouwsteentjes)! Ik wil jullie van alles gaan vertellen. Ik ga als eerste uitleggen aan jullie dat de meeste stoffen uit moleculen bestaan.

Moleculen zijn overal, ze zitten in een boek die je leest, de tafel waar je aan zit, de lucht die je in ademt en moleculen zitten ook in jezelf. 
Moleculen zijn echt enorm klein waardoor je ze dus niet met het blote oog kunt zien. Ze zijn kleiner dan de aller kleinste stof die je kunt zien, kleiner dan bacteriën en de cellen in je lichaam. Om even na te gaan, een mensenhaar is gemiddeld 0,1 millimeter breed, daar passen gemiddeld 20 cellen van naast elkaar in, maar als je moleculen naast elkaar zou leggen, zouden er wel meer dan 100.000 van naast elkaar in passen. 

Een molecuul kun je absoluut niet zien met het blote oog en ook niet met een gewone microscoop. Zelf een enorm sterke, krachtige elektronenmicroscoop moet zijn best doen om de molecuul zo sterk te vergroten.

Moleculen bestaan zelf ook uit nog kleinere deeltjes, de atomen. De kleinste moleculen bestaan uit 2 atomen. Bijvoorbeeld een zuurstof molecuul. Een zuurstof molecuul is opgebouwd uit 2 zuurstofatomen. Maar moleculen kunnen ook miljarden atomen bevatten zoals DNA-moleculen. 

Atomen zijn dus eigenlijk weer kleinere bouwsteentjes van moleculen. 

Ik hoop dat jullie nu wat meer weten over moleculen en atomen!
We gaan nu verder met mengsels. 

Materie kun je verdelen in zuivere stoffen en mengsels. 

Mengsels zijn opgebouwd uit meerdere soorten moleculen of atomen en daardoor zijn ze te scheiden in zuivere stoffen. 

Laten ik dat eens verder uitleggen. 

Een zuivere stof heeft een gelijke samenstelling. Als je er een deel uit zou halen, zou het deel er altijd hetzelfde uitzien.

Een voorbeeld van een zuivere stof is een stuk dat uit allemaal dezelfde atomen bestaat. In dat geval is het vaak het geval dat de stof uit 1 element bestaat. De elementen zijn de speciale atoomsoorten waar er op de wereld iets meer dan honderd van bestaan, die worden door mensen in het laboratorium netjes in het  Periodiek Systeem der Elementen gezet.

Een zuivere stof is dus een stof die bestaat uit 1 soort molecuul. 

Het tegenovergestelde van de zuivere stof is het mengsel. Een mengsel is eigenlijk gewoon een combinatie van meerdere zuivere stoffen. Zo bevat bijvoorbeeld een glas cola die je drinkt niet alleen water, maar er zitten ook suikers, kooldioxide en andere kleur en smaak stoffen in.

Dan heb je ook nog heterogene mengsels en homogene mengsels. 

Een heterogeen mengsel is een mengsel waarbij je de deeltjes wel kunt onderscheiden. Bijvoorbeeld olijfolie en water. Je kunt schudden en roeren wat je wil, maar ze mengen zich nooit met elkaar. 

Een homogeen mengsel waarbij je de deeltjes juist niet kunt onderscheiden. Bijvoorbeeld water. Onderin je glas ziet het water er precies hetzelfde uit als bovenin het glas. 

Een mengsel is dus iets wat bestaat uit meerdere soorten zuivere stoffen/ moleculen.

Dat was het stuk over mengsels en zuivere stoffen.
We gaan nu verder met scheidingsmethodes. 

Een belangrijk deel van scheikunde is het scheiden van mengsels. 
Mengsels worden gescheiden om verschillende stoffen uit elkaar te halen.

Je kunt verschillende manieren gebruiken om een mengsel te scheiden. 

Bezinken:
Het ene stofje is zwaarder dan het andere stofje. De zwaarste stof zal daarom op een bepaald moment ook naar beneden zakken. Als zand in water zit, zakt het zand langzaam naar de bodem om dat het zand zwaarder is dan water.
Hierna kun je het water zeven en houd je het zand over. 

Adsorberen:
Bij adsorberen hecht een stof zich aan een adsorbtiemiddel. Norit is een goed voorbeeld. Norit wordt niet alleen gebruikt om diarree tegen te gaan, maar ook om water te filteren. Een vissenkom is een goed voorbeeld. Doordat vissen in het water plassen/ poepen, wordt het water steeds bruiner en viezer. Daarom wordt het water in de vissenkom de hele tijd door waterfilters gepompt. Omdat de stof norit hierin zit, blijft de viezigheid aan de norit zitten.

Destilleren:
Destillatie maakt gebruik van een verschil in kookpunten van de twee stoffen die je gebruikt. Als je weet dat een stofje een ander kookpunt heeft dan het andere stofje, kun je gaan destilleren. Het stofje wat als eerst kookt, zal ook als eerste gaan verdampen. Door de damp op te gaan vangen, en weer vloeibaar te maken, scheidt je de stof met het laagste kookpunt van de stof met het hoogste kookpunt. 

Indampen: 
Indampen maakt ook gebruik van verschillende soorten kookpunten. Door een mengsel op te warmen, gaat de stof met het laagste kookpunt op een bepaald moment verdampen. De vaste stof die dan in de andere stof was opgelost blijft dan over. Denk eens aan zeezout. Als zeewater wordt ingedampt, blijft het zout over. 

Filtreren:
De methode filteren ken je vast wel van het koffiezetapparaat. Als je een mengsel of prutje door een filter haalt, blijven de grote delen achter, terwijl de kleine delen wel doorgelaten worden. 

We gaan verder met scheiden en ontleden. 

Scheiden is een mengsel in meerdere zuivere stoffen verdelen. Je begint met een mengsel van meerdere soorten moleculen en je sorteert de moleculen. De moleculen kunnen absoluut niet veranderen. 

Ontleden doe je door middel van een chemische reactie. Je verdeelt dan 1 soort molecuul in meerdere soorten moleculen. De moleculen veranderen dus dit keer wel, maar de atomen blijven het zelfde. 

Je begint dus met het ontleden van een zuivere stof, die uit 1 soort molecuul bestaat. Deze worden als het ware uit elkaar gehaald en er ontstaan meerdere soorten atomen. 

Als laatste onderdeel van dit stuk gaat over het periodiek systeem.